Inbreuk op grondrechten?
De overheid heeft zich aldus de taak opgelegd besmettelijke ziektes zoveel mogelijk tegen te gaan en de bevolking ertegen te beschermen. Op dit moment is dit gegeven in de basis verankerd in artikel 22 van de Grondwet, waarop het huidige Rijksvaccinatieprogramma is gestoeld. Indien de wetgever er echter voor zou kiezen wetgeving te maken met een (indirect) verplichtend karakter, zou dit een strijd met grondrechten kunnen opleveren. Zo zouden het recht op leven (artikel 2), het recht op eerbiediging van het privé-, familie- en gezinsleven (artikel 8), en de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst (artikel 9) van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens kunnen worden geschonden. Een schending is echter niet vanzelfsprekend, nu voornoemde grondrechten kunnen worden ingeperkt.
Ten aanzien van artikel 2 EVRM is de tendens dat dit artikel juist een positieve verplichting voor de overheid schept om het recht op leven te beschermen, door juist ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk mensen worden gevaccineerd. Het recht op leven wordt juist meer gegarandeerd door het met vaccinaties beschermen van de bevolking. Tevens worden hierdoor mensen beschermd die om medische redenen echt niet kunnen worden gevaccineerd. Een inbreuk op artikel 2 EVRM lijkt dus gerechtvaardigd, of een vaccinatie nu verplicht is of niet.
Ten aanzien van artikel 8 EVRM is vooral zichtbaar dat een vaccinatieplicht wèl een inbreuk zou kunnen maken op de grondrechten, maar dat deze inbreuk gerechtvaardigd is, omdat een vaccinatieplicht in het algemeen belang nodig kan zijn ter bescherming van de gezondheid van de bevolking. Wanneer bijvoorbeeld mensen zonder medisch risico besluiten zich niet te laten vaccineren, en dit ten koste gaat van de gezondheid van mensen die zich wel laten vaccineren, is het belang van mensen die zich wel laten vaccineren een belang dat zwaarder kan wegen dan de aantasting van de lichamelijke integriteit van degene die zich onttrekt aan de vaccinatieplicht. Een indirecte drang, door het uitsluiten van goederen en diensten van mensen die zich niet laten vaccineren, lijkt daarmee in beginsel mogelijk.
Ten aanzien van artikel 9 EVRM gaat het om bepaalde religieuze of levensbeschouwelijke principes die mensen kunnen aanhalen om hun bezwaar tegen vaccineren te onderbouwen. Zo vloeit uit artikel 9 EVRM het Nederlandse gelijkebehandelingsrecht voort. Een vaccinatiedrang kan een inbreuk van dit gelijkebehandelingsrecht opleveren wanneer mensen hierdoor uitgesloten worden van bepaalde goederen en diensten. Echter kan een inbreuk ook hier weer gerechtvaardigd zijn, indien door de vaccinatiedrang de verdere uitbraak van een ernstige besmettelijke ziekte die een groot gevaar voor de gezondheid kan opleveren, zoals wellicht het coronavirus, kan worden voorkomen.
De conclusie die kan worden getrokken is dat de Nederlandse traditie een formele vaccinatieplicht vrijwel doet uitsluiten, maar dat een vaccinatiedrang zeker niet direct in strijd hoeft te zijn met grondrechten. De overheid kan dus eventueel middelen inzetten om mensen ertoe te bewegen zich te laten vaccineren tegen het coronavirus!
Heeft u juridische vragen over het coronavirus, twijfelt u aan uw rechtspositie met betrekking tot het vaccineren tegen het coronavirus of heeft u bijvoorbeeld als werknemer zorgen over uitingen die uw werkgever in het kader van het verplichten van een vaccinatie op de werkvloer heeft gedaan? Neem dan gerust contact met ons op!