Onlangs diende bij de Rechtbank Rotterdam een bijzondere kwestie, waarin het ging om de uitleg van een non-concurrentiebeding. Een werknemer had bij SGS Nederland gewerkt en aldaar een non-concurrentiebeding getekend. Dit betekent dat de werknemer gedurende 12 maanden na einde van de arbeidsovereenkomst niet in Nederland in dienst mocht treden bij een concurrent.
Wat deed de werknemer? Hij trad bij een bedrijf te Antwerpen in dienst, maar vast stond ook dat hij regelmatig thuis werkte en het Antwerpse bedrijf veel klanten in Nederland had. De werkgever eiste een verklaring voor recht dat de werknemer zijn non-concurrentiebeding overtrad. Hierop voerde de werknemer verweer en stelde dat hij bij een concurrent te België in dienst mocht treden.
De werkgever betoogde dat de bedoeling van het non-concurrentiebeding nu juist is om te voorkomen dat de werknemer in dienst zou treden bij een bedrijf dat haar beconcurreert in Nederland. En beconcurreren doet deze Belgische vennootschap wel. Op zich een standpunt waar iets voor te zeggen is.
De kantonrechter had daar geen boodschap aan. De kantonrechter oordeelt dat de werknemer het beding niet overtreedt. De kantonrechter sluit daarbij aan bij de taalkundige uitleg van het concurrentiebeding en oordeelt dat de werknemer niet bij een Nederlandse vennootschap in dienst is getreden. Het maakt niet uit dat de werknemer deels in Nederland werkzaam is.
Heel belangrijk is dus de formulering van het concurrentie- en relatiebeding. Was de formulering hier geweest dat hij niet in dienst mag treden bij bedrijven die de werkgever beconcurreren in Nederland, dan was de uitkomst van de procedure waarschijnlijk anders geweest.
Heeft u vragen over een non-concurrentiebeding of relatiebeding? Bel ons kantoor!
De advocaten en juristen van Boumans Advocaten helpen u graag! Vul de onderstaande gegevens in, druk op verzenden en de juiste medewerker neemt zo spoedig mogelijk contact met u op.